Afgelopen dinsdag heeft de gemeenteraad in Zoetermeer een actiecomité opgericht waarmee zij in actie komt tegen het kabinet. Alle 13 partijen vinden dat de Rijksoverheid te weinig geld beschikbaar stelt om de gemeentelijke taken uit te voeren. Het gaat dan met name om de hoge kosten voor de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en kosten die gepaard gaan met de jeugdzorg. Hoewel het signaal niet nieuw is, is de oprichting van een actiecomité tegen het kabinet een nieuwe stap in de discussie rondom de grootscheepse decentralisatie in 2015.
Terug naar 2015
Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Deze taken hebben zij overgenomen van het Rijk. Het idee hierachter is dat gemeenten dichter bij hun inwoners staan en daarom beter kunnen inschatten welke zorg en ondersteuning zij nodig hebben. Dit ging echter wel gepaard met een korting op het totale budget van ongeveer een kwart.
Toenemende vraag, minder geld
Het aantal jongeren dat binnen de jeugdzorg gebruik maakt van jeugdhulp is sinds 2014 met 15% gestegen. De vraag naar voorzieningen uit de Wmo stijgt daarnaast ook, temeer omdat door de vergrijzing de groep die relatief veel aanspraak maakt op de Wmo groter wordt. Een stijgende vraag, maar met minder middelen. Dat stelt gemeenten voor lastige keuzes, want voldoen aan een toenemende vraag met minder middelen is een flinke uitdaging. Niet voor niks heeft BDO becijferd dat tekorten bij gemeenten oplopen tot ongeveer 1 miljard euro. Dit komt grotendeels door stijgende kosten binnen het sociale domein.
Maar is meer geld altijd de oplossing?
Het actiecomité in Zoetermeer en de roep om meer middelen is logisch, zeker voor gemeenten in financiële nood. Maar meer geld is niet altijd de oplossing. De decentralisatie uit 2015 heeft juist ook kansen geboden op lokaal niveau. Uit onderzoek van I&O Research blijkt bijvoorbeeld dat wethouders en ambtenaren juist vinden dat de decentralisatie ertoe heeft geleid dat er betere partnerschappen worden gesloten. Soms is het ook nodig om nieuwe partnerschappen aan te gaan of de zorg en ondersteuning anders te organiseren. Door het anders organiseren worden nieuwe deuren geopend en ontstaan nieuwe mogelijkheden. Bijvoorbeeld op het gebied van integrale zorg en aandacht voor preventie.
Een voorbeeld: de SIB Jongvolwassenen
Vanuit Social Finance NL zijn we al langere tijd betrokken bij de Social Impact Bond (SIB) Jongvolwassenen. Jongeren in kwetsbare posities ervaren soms een veelvoud aan problemen, terwijl ze als ze 18 zijn als volwassene worden beschouwd. Op dat moment valt de zorg zoals zij die kennen soms weg, terwijl continuïteit juist nodig is voor de jongvolwassene. Daarbij is er niet alleen aandacht nodig voor de jeugdzorg, maar juist ook op andere leefdomeinen zoals wonen, onderwijs en financiën. Het centraal stellen van de behoefte van de doelgroep is daarbij essentieel, en kan alleen aangepakt worden door een integrale aanpak, een focus op preventie en een goede samenwerking in partnerschappen. En dat kan juist het beste op gedecentraliseerd, lokaal niveau.
Anders organiseren
Ondanks dat de roep om meer geld logisch is, ligt er ook een kans voor gemeenten om de maatschappelijke vraagstukken in het sociale domein anders aan te pakken. Door juist die doelgroepen en de resultaten voor hen centraal te stellen. Dat betekent soms anders organiseren en over de schotten heen werken om integrale zorg aan te bieden. En dat is misschien nog wel effectiever dan meer geld.
Michiel Slag, associate bij Social Finance NL