Podcast Money Matters
Kansengelijkheid in De Nieuwe Polder
Shownotes
Host: Ruben Koekoek
Gasten: Hans Spekman en Rob Peelen
Productie: Spraakmaker Media
Redactie: Daphne Sprecher, Sam Wansink, en Egidio Bundel
In deze reeks afleveringen neemt Money Matters je mee door het boek de Nieuwe Polder. Elke aflevering horen we de schrijvers van een van de essays uit de bundel. Deze week gaat Ruben in gesprek met Hans Spekman en Rob Peelen van het Jeugdeducatiefonds over kansengelijkheid voor kinderen. Volgens het Jeugdeducatiefonds ligt de sleutel hiervoor in het basisonderwijs. Juist daar kun je vroegtijdig signaleren en is er een veilige omgeving voor het kind en vaak ook voor de ouders. De aanpak: door ongelijk te investeren, kun je kansengelijkheid vergroten. Benieuwd wat dat betekent en hoe dat in zijn werk gaat? Je hoort het in deze aflevering.
Eén op de drie kinderen groeit op met een vorm van financiële stress, zo blijkt uit onderzoek van SEO Economisch onderzoek in opdracht van de ABN AMRO Foundation en het Jeugdeducatiefonds Hans vertelt eerst over het belang van vroeg signalering. Dit kan op basisscholen; kinderen zonder een gevulde broodtrommel of met te kleine gymschoenen zouden daar al extra aandacht moeten krijgen. Wat voor aandacht dat is? Dat weet de school zelf het beste. Volgens Hans en Rob moet er meer ongelijk geïnvesteerd worden, zodat kinderen dezelfde kansen krijgen. Het Jeugdeducatiefonds heeft daar de middelen voor. Zo helpen ze scholen bijvoorbeeld bij het verzorgen van lunch voor kinderen. Bij de scholen waar hulp het hardste nodig is, heerst namelijk ook nog eens het grootste lerarentekort. Om extra hulp voor kinderen en ouders vanuit de school in goede banen te leiden, kan een burgfunctionaris aangenomen worden, legt Rob uit. Dit is iemand die extra wordt aangesteld op een school om letterlijk de brug te slaan tussen school en de thuissituatie. Een brugfunctionaris kan het gesprek aangaan met de ouder, en integraal te werk gaan op de juiste oplossing te zoeken. Zo past ook deze oplossing bij de visie van het Jeugdeducatiefonds; zet het kind centraal.
Podcast Transcript
Podcast Money Matters Kansengelijkheid in De Nieuwe Polder
Introductie
Welkom bij Money Matters, een podcast over geld en impact, waarin Social Finance NL je meeneemt door het landschap van impact investeren. En je bijpraat over de impact-economie.
Ruben: Hi, en leuk dat je luistert naar Money Matters. Mijn naam is Ruben Koekoek, de host van deze podcast. En vandaag bespreken we een van de twaalf essays uit het boek De Nieuwe Polder. Iedere essay beschrijft een voorbeeld van hoe geld weer een goede kant op kan rollen, zodat het wordt besteed op een manier die bijdraagt aan een duurzame, inclusieve en welvarende toekomst. Vandaag bespreken we het essay over kansengelijkheid en daarvoor zijn essayisten Hans Spekman en Rob Peelen bij mij aangeschoven.
Ruben: Hans Spekman is directeur van het jeugdeducatiefonds en voormalig wethouder, kamerlid en partijvoorzitter van de Partij van de Arbeid. Rob Pelen is Director bij Social Finance NL en penningmeester van het jeugdeducatiefonds. Hiervoor was hij onder andere bankier. Welkom heren.
Hans: Leuk om hier te zijn. Lekkere stoel.
Ruben: Goeie stoel, ja.
Hans: Vind ik wel. En goeie koffie. Goeie koffie, goeie stoel. Goeie acoustiek.
Ruben: Ja, we hebben elkaar een week niet gezien. Ja, vorige week was de boekbespreking bij Scheltema.
Hans: Ja, was super leuk. Ik vind het gewoon een prachtige boekhandel. Het is heel goed dat jullie dat doen. Ik was ook wel verrast door de volle zaal. Ik zie heel veel boekbesprekingen en heel veel boekhandels. En soms is het een heel schimmel publiek, maar dit was hartstikke leuk.
Ruben: Ik wilde eigenlijk, voordat we de inhoud ingaan, vroeg ik me af… of jullie een juf of meester hebben die je bijgebleven is uit jullie jeugd? Rob, mag ik met jou beginnen?
Rob: Dat vind ik een hele lastige. Eén naam is me bijgebleven en was ook mijn zwemleraar. Hij is me vooral vanuit dat perspectief bijgebleven. Dat is nog echt een traditionele zwemleraar die langs de kant stond… met zo’n haak die je dan onder je buik krijgt.
Hans: Heb ik ook gehad, een hele moeilijke relatie met die zwemleraar.
Rob: Ja, ik ook wel een beetje, maar hij blijft wel hangen. Dus dat is de meester die mij het meest is bijgebleven. En voor de rest heb ik niet zo heel veel herinneringen aan mijn basisschooltijd.
Hans: Ik ken er nog heel veel. Nico Dirkzwager, die ken ik natuurlijk heel goed. Omdat ik ook nog steeds bevriend ben met Jan Dirkzwager, zijn zoon. Nico wilde je niet de klas in krijgen, want dan ging hij bulderend boven op de banken staan. Maar hij was er altijd. Toen mijn vader… thuis in een moeilijke situatie was, was hij er voor ons thuis.Hij had ook wel vooroordelen naar zijn eigen kinderen toe. Ik ben maar een boven schoolmeester, dus mijn zoon Havo lijkt me prima. Als je arbeiderskind was, dan naar de LTS of huishoudschool. Maar hij maakte ook wel verschil. Hij was er ook wel echt als gezinnen problemen hadden. Dus ik kan hem heel goed herinneren. Hij leeft gelukkig nog. Hij woont tegenwoordig in Drenthe.
Het Jeugdeducatiefonds
Ruben: We gaan het hebben over jullie essay, en dat gaat over kansenongelijkheid… en kinderen die in armoede opleven. Maar misschien voordat we daar induiken, want jullie zijn natuurlijk allebei verbonden aan het Jeugdeducatiefonds. Wat doet het Jeugdeducatiefonds?
Rob: Het Jeugdeducatiefonds helpt kinderen die in armoede opgroeien… bij het krijgen van gelijke ontwikkelkansen. En dat doen we door de school centraal te zetten. De juf en de meester zien heel goed waar een kind tegenaan loopt, waar een kind last van heeft en wat er voor het kind nodig is om zich op de juiste manier te kunnen ontwikkelen. Het Jeugdeducatiefonds stelt middelen beschikbaar, bureaucratievrije gelden eigenlijk. Dus een potje met geld voor de juf en de meester en de school om te doen wat nodig is. Nou ja en op die manier kunnen de juf en de meester het juiste gesprek aangaan met het kind en met de ouders van het kind kunnen we ook echt problemen wegnemen, basale behoefte vaak en wordt er geïnvesteerd in de relatie tussen de school en het kind, maar ook de ouders. En die is cruciaal als het gaat over het aanpakken van het probleem.
Ruben: Dus via de juf en de meester investeren in een kind is cruciaal, bureaucratievrij, maar ook om de band tussen het kind, de juf en de meester en de kind en de school op te bouwen. En daar komen we later nog op terug. Maar Hans, want we leven natuurlijk in een relatief rijk land, is er veel kinderarmoede in Nederland? Is het een groot probleem waar we het over hebben?
Hans: Er zijn heel veel armoede definities, maar als je gewoon sec kijkt naar wat mensen over hebben aan het eind van de dag om ervan te leven, dan is dat best wel problematisch voor heel veel mensen in ons land. Er is onderzoek gedaan via ons, maar wel door een econometristen van een economisch onderzoeksbureau. En daar bleek dat één op de drie kinderen groeit op met een vorm van financiële stress, 1 op de 3. En dat ging dan over basisschoolkinderen groep 5. Dus dat is buitengewoon veel en dat snap ik ook wel, want de inflatie is gewoon best hoog geweest een aantal jaren. Levensmiddelen zijn duur, koop maar eens een stukje kaas en dan zie je zeg maar hoe dat vastloopt. Dus heel veel ouders besparen op eigen uitgaven om hun kind maar het beste te geven. En dat komt wel heel veel voor. En wij werken dan volgens een armoededefinitie die wat ruimhartiger is dan vaak de overheid. Dat doen we ook bewust. Als je net wat toeslagen mist, dan heb je net het hoge inkomen voor de toeslagen, dan zak je daarna weer onder. En het laatste wat daar een rol speelt is, heel veel mensen in Nederland hebben tegenwoordig flexibanen, zzp’s en allerlei soort constructies. Dan hebben ze eerst veel opdrachtgevers of ze hebben eerst twee banen. En dan verliezen ze er één en hebben ze duidelijk minder inkomsten. De overheid kan heel slecht omgaan met wisselende inkomsten. Dus die mensen die dat hebben, die worden eigenlijk door de overheid sowieso heel slecht geholpen.
Ruben: Je refereert net aan een rapport, maar je ziet volgens mij zelf ook meerdere scholen in een week. Drie, vier, zei je?
Hans: Ja, vijf.
Ruben: Vijf?
Hans: Ja. Het gaat eerst om hoe het wordt gesignaleerd. Dus je kan het zien aan de broodtrommel dat die niet gevuld is. Je kan het zien aan het groeisel, want namelijk alles wat mijn kinderen aan de voeten hebben, die voeten die groeien. En dat is best wel duur. Kijk maar eens naar wat kinderschoenen kosten. Dus je ziet het aan de gewone schoenen, maar je ziet het ook aan gymkleren, schoenen. Want gymschoenen zijn ook prijzig en dat wordt dan weer op bezuinigd. Je ziet het aan het materiële. Je ziet het ook aan het immateriële. Heel vaak, als ik op school ben, wordt op enig moment wel een kind naar de juf gestuurd. Dus toen was ik op school in Zoetermeer, daar was een kind naar de juf gestuurd. Toen zei de juf, nou ik ga toch eens bellen met thuis. Er bleek dus te zijn dat die moeder al een paar dagen niet had gegeten. Daar kwam de stress van. Een ander kind, die moest heel hard huilen. De bril was kapot gevallen op het schoolplein. En de juf dacht eerst, nou zou het alleen maar die bril zijn, dat komt wel goed. Ze was ook bang dat die moeder een nieuwe bril zou moeten betalen wat ze niet heeft en ze heeft al schulden dus ze maakte zich niet alleen zorgen over dat de bril stuk was maar ook zorgen over hoe de moeder zou reageren en of ze de moeder niet in grotere problemen zou brengen. Dus je ziet het ook in gedrag van kinderen en dan hoor je het ook nog eens terug aan de verhalen van wat ze allemaal buiten hebben gezien. Dus dan ben ik op de school in Hilversum vlakbij dat muiderslot en dan vraag ik op die school wie van de kinderen is er al bij het muiderslot geweest, geen van de kinderen. Dus je kan het, als je maar kijkt en vraagt, dan zie je het eigenlijk op alle niveaus terug. En dat heeft enorm veel repercussies voor kinderen om tot leren te komen. Ze krijgen niet de kans die mijn kinderen krijgen.
Investeer ongelijk
Ruben: En in het essay hebben jullie een aantal oplossingen aangedragen om te zorgen dat elk kind wel zijn volledige potentie kan krijgen door te zorgen dat de randvoorwaarden waar je het net over had wel op orde zijn. Daarbij benoemen jullie de basisschool als vindplaats, maar ook investeer in de school en investeer ongelijk. Wat bedoelen jullie met investeren in de school? Wat voor investeringen heeft zo’n school nodig om kinderen wel die kansen te geven?
Rob: Dat zijn verschillende soorten investeringen. Als we bij de basis beginnen, zijn dat investeringen waar wij dus bijvoorbeeld ook de scholen bij helpen. Dat is wat ik net zei, dat is dat budget dat wij beschikbaar stellen. Dus de school als vindplaats is wat ons betreft cruciaal. Wat Hans zegt, als je daar bent en je stelt de juiste vragen, dan hoor je de juiste verhalen. En de juf en de meester, die zijn vijf dagen in de week met die kinderen, dus die zien wat er niet goed gaat. En als jij de juf en de meester of de school wat ruimte geeft om dan ook te kunnen acteren op een moment dat er iets niet goed gaat, dat is cruciaal. Want dan ga je ook, dan durf je ook de juiste vraag te stellen. Want wat heb je aan de juiste vraag stellen als je daar vervolgens helemaal niks mee kan. Dus als die bril kapot gaat en je kunt daar niks mee, dan kun je je wel aanhoren, maar dan heeft dat verder geen effect. Op het moment dat je weet als die bril kapot gaat, dan kan ik het probleem voor jou fixen, dan sta je echt anders in het gesprek en dan ga je een hele andere relatie aan met het kind en dus ook met de ouders. Dus die is wat ons betreft echt cruciaal om die vertrouwensband op te bouwen met het kind maar zeker ook met de ouders. En een tweede is dat als we kijken naar de scholen waar het jeugdeducatiefonds op actief is en dan hanteren we al een iets bredere definitie van armoede eigenlijk. Maar kleine 650, 680 scholen zijn we nu op..
Hans: Bijna 700 erop.
Rob: Kijk, bijna 700 scholen. We hebben onderzoek gedaan naar het lerarentekort bij ons op de scholen. En dan zien we dat ruim 75% een structureel lerarentekort heeft. Dat is natuurlijk een landelijk probleem. Maar op de scholen waar de uitdagingen voor de kinderen zo groot zijn, is dat probleem eigenlijk alleen nog maar erger. Dus dat is een ander aspect. We denken dat we op de scholen waar wij op actief zijn, dus waar de kinderarmoede het grootst is, waar de kinderen de meeste hulp nodig hebben, daar heb je de beste leerkrachten nodig. En daar heb je ook de meeste ruimte nodig om het niet alleen over onderwijs te hebben, maar ook over aanpalende zaken.
Ruben: En in de praktijk is dat andersom als ik dat lees, hè? Dus zijn het niet de meest populaire scholen voor leerkrachten om te werken, en is het lerarentekort juist groter op scholen met veel kinderen in armoede?
Hans: Ja, het is veel groter. Dat geldt in het hele land, maar ook hier in Amsterdam. Ondanks dat er gelukkig meer salaris is voor een leerkracht die in zo’n type school werkt, wat ik heel erg goed vind voor Amsterdam, die is daar voorloper in. Hier wordt ook nagedacht over familieschoolconcepten in Amsterdam, wat super goed is, wat beter is dan in heel veel andere steden. Zo probeer ik overal te kijken wat er nou goed is in zo’n stad. Maar wat natuurlijk het probleem is, dat er hier dan nog wel in Amsterdam een beetje publiek meer geld naar die scholen gaat die het nodig hebben. Maar de grote geldstroom van de Rijksoverheid is niet ongelijk genoeg. Is meer gelijk gefinancierd, een beetje onderwijsachterstanden geld. En privé wordt er ook nog eens fors tegenaan geduwd. Want er gaat bijna een half miljard, of een, ja, een half miljard gaat er om in bijlesbureaus die ook van diezelfde ouders die op scholen zitten met de beste leerkrachten, met de meeste leerkrachten die geen tekort hebben. Dus dat wordt steeds ongelijker op deze manier. Dus ik maak me daar wel zorgen om, die financiering moet echt anders. En dan moet je die scholen eigenlijk zo verwennen dat… Kijk, we moeten weten wat voor goud eigenlijk op die scholen aanwezig is. Het is een plek van vertrouwen, we noemen het dan winplaats, maar het is een plek van vertrouwen en hoeveel plekken zijn er nog die worden vertrouwd door alle ouders. Die zijn er niet zo veel. Dus je merkt dat heel veel ouders al bang zijn om te melden dat ze thuis niet genoeg te eten hebben omdat ze bang zijn dat het kind wordt weggehaald. Dat komt natuurlijk allemaal vanuit die toeslagenaffaire. Dus ik zou die plek van vertrouwen nog veel meer uit willen bouwen met allemaal zaken die dan niet op het bordje van de leerkracht, maar die er dan zijn. En wel worden behandeld door mensen van, die school, die dan als meester of juf worden gezien. En dan kunnen we er veel meer nog mee, denk ik.
Ruben:Want het klinkt heel logisch om natuurlijk scholen te ondersteunen die het moeilijk hebben en die een grotere opgave hebben.
Hans: Maar moeilijk hebben ze het niet altijd. Want sommige scholen zijn ook wel echt misschien wel de allerbeste scholen in Nederland. Alleen ze hebben wel een hele grote opgave. Want als jij zeg maar 80% van de kinderen bij jou in de klas opgroeit met financiële stress, dan merk je dat. Dus ik was net op een school in Amsterdam en daar is dat eten op scholen. Dat zijn wij ooit begonnen vanuit privaat geld. Dat is groter geworden.
Toen hebben we gezegd, ja de overheid je moet nou echt mee betalen, want dit neemt toe en toe. Dus doe je ding. Nou dat gaat nu via ons. Deze school doet eraan mee. En er was nu een externe partij die komt daar om half drie en neemt die kinderen over. Ik zeg het maar even grof. En die zeiden nu net, joh wat is er veranderd bij jullie, want die kinderen die zijn zo anders nu om half drie, ze zien er nog zo fris uit. Dat is gewoon dat ze hebben gegeten.
En dat doet dus iets met de kansen van de kinderen. En dat is dus heel zichtbaar en effectief. Er zijn niet zoveel dingen in Nederland te bedenken die zo snel en effectief te maken zijn voor een appel en een ei.
Ruben: Letterlijk. Ja. Dus jullie geven aan gebruik de school als vindplaats, investeer in de school en doe dat op een ongelijke manier waar het hardst nodig is en in jullie essay hebben jullie daar over een centrale rol van een brugfunctionaris. Wat is een brugfunctionaris?
De brugfunctionaris en de maatschappelijke baten van investeren in kansengelijkheid
Rob: In mijn eigen woorden is een brugfunctionaris eigenlijk iemand die aan het team, aan het schoolteam wordt toegevoegd die letterlijk de brug slaat tussen de school enerzijds en de thuissituatie anderzijds. Wij zeggen ook in onze essay dat je als je de kansengelijkheid bij kinderen die in armoede opgroeien wil vergroten dat je niet alleen vanuit het onderwijsperspectief moet kijken. Er zijn echt heel veel verschillende elementen die op een kind inbeuken. Of dat nou gaat over de juiste zorg krijgen, of dat gaat over een thuissituatie of het leefklimaat in de wijk. Er zijn echt heel veel dingen die op dat kind inbeuken en een brugfunctionaris die heeft de ruimte om op een meer integrale manier ook de relatie met het kind en het ouders en de ouders aan te gaan en vanuit die ruimte daarop te investeren.
Ruben: Een soort mentor of decaan van de middelbare school?
Hans: Nee, want hij staat echt op een totaal gelijkwaardige manier de brug tussen school en thuis. Dus hij is met die ouders op gelijk niveau het gesprek aan de gaande over problemen die er zijn, trots die er is, schaamte die gevoeld wordt. Decaan was toch iets hierarchischer. En die brugfunctionaris is dat eigenlijk niet. Die ziet als eerste dat die moeder niet lekker in de vel zit. Het was pas een brugfunctionaris die zei, ik ben er twee weken mee bezig geweest, maar nu durft de moeder me te zeggen dat ze geslagen wordt door haar man. En ze is nu via onze hulp dan, goed dat is niet het belangrijkste, naar een andere gemeente verhuisd. En haar kinderen zitten nu op een andere school, ook een jeugdeducatiefonds school. Ze heeft toch opnieuw een inrichting. Want ze werd ernstig mishandeld door die man. En die kinderen eigenlijk ook. En ze werd ook nog eens volgeduwd met schulden. En nu heeft die vrouw en die kinderen allebei weer een kans. Dus dat doet ook een brugfunctionaris. Ik heb ook een brugfunctionaris, die is wel eens mee geweest op het sterfbed van een vader van een kind. Want die moest dan die kinderen ineens brengen. Die kinderen moesten nog naar die vader toe. Die ging op stel en sprong. Soms ga je snel dood. Dus die kinderen heeft zij gebracht. En ze was er dus bij. Want iemand moest er dan nog voor die kinderen zijn. Dat was zij. Dat was een brugfunctionaris. Snap je? Dus ze doen van alles kleine dingen, grote dingen, maar van enorme betekenis. Ook voor zo’n band te creëren met zo’n gezin en met die kinderen.
Ruben: En op sommige scholen kennen al zo’n brugfunctionaris, maar kan nog…
Hans: Het was eerst in Groningen, die hebben het gejat van Gent. En toen is Zaandam het gaan doen. Wij hebben het gewoon op een landelijk plan op de landelijke agenda gekregen van beide ministers van de Kamer. En het is ons gelukt om het kabinet te overtuigen om 58 miljoen euro structureel, voor overheids begrippen dan, in de begroting op te nemen. Dat is geweldig, want dat geeft voor iets van duizend basisscholen de kans om met zijn brugfunctionaris te gaan werken. Dat ontlast het team, dus die leerkracht hoeft het dan zelf niet te doen. En zij wel van grote betekenis om die scholen als plek van vertrouwen verder uit te bouwen. Dus ik ben er heel blij mee.
Ruben: Ik denk dat je wilde aanvullen.
Rob: Nou nee, ik ben daar ook heel blij mee. En wat Hans zegt, wat we vanuit het Jeugd Educatie Fonds kunnen doen, is dat we kunnen signaleren waar een behoefte is. En die brugfunctionaris, dat concept dat kwam op, hebben we omarmd. En dat wat werkt, dat willen graag opschalen en dat kunnen wij niet alleen en daar gaat het essay natuurlijk ook over. Wat kunnen we met elkaar doen? Ja daar heb je op een gegeven moment ook de hulp van de overheid voor nodig en van andere partners. Maar dit zijn de bewezen interventies waarvan we weten dat dit echt het verschil maakt en dat verschil maken, dat is niet alleen belangrijk voor dat kind want tuurlijk daar doen we het voor. Maar we weten ook dat als we het verschil maken bij dat kind, dat uiteindelijk de maatschappij ook te goede komt. Dus het is ook gewoon echt slim werken, slim denken, ook in het belang van de maatschappij, om te kijken welke bewezen interventies werken, welke we kunnen opschalen. De schoolmaaltijd is daar een voorbeeld van, de brugfunctionaris daar een voorbeeld van.
Hans: En lokaal zijn er heel veel kleine voorbeelden. Gemeenten waar de jeugdzorg een gribus bende was en die op basis van onze aanvragen het systeem van de jeugdzorg hebben aangepast in hun gemeente. Er zijn ook lokalere voorbeelden, zo werken we ook. We zijn constant aan het doen. We helpen kinderen, dat is al goed voor het kind, voor de samenleving, voor onze dienstvermogen. Dan zitten we nog eens te kijken waar een trend zit. Daar moeten wij niet alleen van leren, maar daar moet ook de overheid van leren. En hoe verspreiden we de filosofie van werk nou vanuit vertrouwen, wat uiteindelijk goedkoper en beter voor gezin en kind en dus samenleving als geheel. Op alle drie acteren we en ik moet zeggen dat we echt ja niet alleen heel erg kunnen groeien dankzij private financiering, maar hoeveelheid scholen die we steunen en ik hoop nog meer, is ook nodig op scholen staan op de wachtlijst, maar dat we dus ook veel beter steeds worden in die systeemverandering van elkaar boksen. Wat we al vrij aardig doen.
Ruben: En die verandering die jullie bewerkstelligen, het is misschien niet het belangrijkste, maar dat kan je ook in euro’s uitdrukken toch? Hoeveel een investering in een kind de maatschappij ook oplevert.
Hans: Ja, er zijn voorzichtig berekeningen gemaakt door die econometristen. Dus dat valt ook allemaal keurig terug te lezen, maar die econometristen hebben berekeningen gemaakt en die zijn dan voorzichtig, want die zeggen nou als je dan hier een tiende procent omhoog gaat en je rekent dan voorzichtig dat je dat succesvol doet met de helft van de kinderen van die groep, nou dan alleen al zie je dat het effect heel groot is dan gaat het CITO eindscore gaat omhoog en dat betekent echt een behoorlijk bedrag voor je verdienvermogen later ongeveer 10.000 euro dat je dan extra kan berekenen dat je dan gemiddeld meer gaat verdienen. Dus zelfs in de voorzichtige berekening van deze econometrist is het eigenlijk even simpel gezegd in twee interventies, meer cultuur en meer sport, je stopt er 20 miljoen in, dat kost het en het levert 30 miljoen op. Alleen de pest is het levert bij iemand anders iets op dan degene die het betaalt. Dat is natuurlijk het moeilijke in ons land.
Rob: Die 20 miljoen is gebaseerd op laten ik zeggen de 25% meest kansarme kinderen. Dat betekent een investering van 500 euro per kind. Een investering van 500 euro per kind in het aanbieden van wat extra hulpbronnen, zoals we dat noemen, of zoals de econometristen het noemen, maar dat kan dus zijn toegang tot natuur of tot een museum of extra boeken thuis. Kleine, kleine gerichte investeringen, die leveren uiteindelijk deze baten op. En deze baten betekenen inderdaad baten voor het kind, want we weten dat, er sowieso sprake van een soort van samengebalde armoedesituatie. Dus de scholen waar wij werken, daar is het percentage van de kinderen dat in armoede opgroeit gewoon heel hoog. Daarvan weten we dat ongeveer 30% van die kinderen een HVO-VWO advies krijgen. met de scholen waar kinderen armoede niet of veel minder aanwezig is. Daar ligt het percentage op ongeveer 70%. We weten dus ook wat we kunnen doen, wat we moeten doen om die CITO-scores wat op te krikken. En dat is toegang geven tot dit soort hulpbronnen. Dus met deze hele gerichte kleine investeringen kun je echt het verschil maken. Kunnen we die CITO-scoren opkrikken.
Hans: En op een duurzamere manier dan CITO-tests.
Rob: Precies. Maar waar het om gaat is dat dat uiteindelijk inderdaad voor het kind simpelweg meer verdienvermogen oplevert, maar uiteindelijk dus ook voor de maatschappij.
Ruben: En het werd al even genoemd verkokering, ook in jullie essay, maar ik kan me voorstellen dat het effect heeft op hele andere domeinen, zoals jeugdzorg of gezondheidszorg.
Hans: Het is mijn absolute overtuiging dat als je dit beter doet en als je de school eerder centraal zet en vertrouwen werkt, dat de kosten van de jeugdzorg omlaag gaan. Omdat tegenwoordig het enige wat wij nog de mond vol van hebben in ons land is dan vormen van vroegsignalering, maar dat is geen echte preventie. Dan wacht je altijd tot iemand een klein beetje de vernieling in is en dan zie je het. En eigenlijk moet je daarvoor zijn. En dat kan ook makkelijk, maar daar zijn we niet meer goed in. Ja. En ik denk dat je dan bijvoorbeeld bij de jeugdzorg als je kijkt naar waar de grote kosten zitten, ook voor een lokale overheid zit die meestal in fase 5. Dat zijn de duurste vormen. En ze hebben eigenlijk niet zoveel in die goedkoopste vormen. Dus als je nou die goedkoopste vormen laat toenemen omdat je er echt bij begin helemaal bij bent. En het kind gewoon de hulp geeft die goed is voor het kind.
En waar de school ook om vraagt. Dan kom je minder snel terecht in die duurste vormen van jeugdzorg. Daar ben ik echt wel van overtuigd.
Ruben: Ik kan me voorstellen, ik kijk even als econoom, maar het kan besparingen op realiseren, maar het kan ook, en dat is misschien nog wel veel belangrijker, dat het niet bespaart, maar dat de wachtlijst gewoon afnemen zodat iemand anders, dus je preventie, zodat iemand anders die kan nemen.
Hans: Er zijn natuurlijk drie dingen waar het effect op heeft. Het heeft te maken met ons met het verdienvermogen van diegene zelf, dat is gewoon een hard feit. Het heeft ook te maken met wat voor samenleving we willen wonen. Want als die ongelijke kansen zo toeneemt, dan krijg je steeds meer harde koppen naar elkaar toe. Dan wordt ons land niet gezelliger of leuker van. Uiteindelijk heeft dat ook weer een economisch effect, maar los van het economisch effect moet iedereen zich maar eens afvragen: wil je in zo’n land wonen. Ja. Wat zo verscheurd is, waar de mensen die nu geen kans hebben dat die alleen maar kanslozen voorbrengen en dat je kan zien aan een kind of dat de arme van morgen wordt of niet. Dat is verschrikkelijk en dan nog voor het individuele kind. Want ik kom op heel veel scholen en dan zie ik al die kinderen zijn zo gretig als de pest. Alle kinderen willen, als ze jong zijn, gewoon allerlei dromen najagen. En als ik dan op school vraag wat wil je worden? Zijn er heel veel die zijn arts of advocaat. Er kan pas eentje die zegt nee ik wil knutselmaker worden, ik wil knutsels gaan ontwerpen. Maar iedereen heeft, ze hebben allemaal hun verlangens. En als wij iedere keer als samenleving niet aan die kinderen gunnen dat die verlangens ze ook echt een realiteit worden. Wat doet dat dan met zo’n kind? Wat doet dat met ons? Dat kan. Maar dan helpt het wel als een kind ook een keertje naar een kasteel kan, naar een museum gaat, tegen de balk kan trappen bij een sportvereniging, thuis een computer heeft, logopedie heeft en een bril die functioneert. Is dat nou te veel gevraagd?
Ruben: En jij hebt bewust volgens mij gekozen na je carrière in de politiek om directeur te worden van de Jeugdeducatiefonds en ook echt private partijen te binden aan de aan de doelstellingen. Ik kan me voorstellen dat er ook in het onderwijs ook wel veel wordt, er is ook veel discussie van wat is nou de rol van private partijen. Waarom vind jij het zo belangrijk dat die private partijen betrokken zijn?
Hans: De overheid is wispelturig. Dat is altijd zo geweest, dat zal ook altijd zo blijven. Hangt deels af van politieke wind, deels van modetrends. En dat is de eerste reden. De tweede reden is, je bent ook onafhankelijk van beleidsopvattingen. Er is wat ene beleids, als je als armoede die zegt ja maar moet dat wel besteed worden, dus een bed, voor armoede geld betalen, ja. Maar logopedie is dat geen onderwijs. Zorg, als je traumatherapie doet dan zal die armoedeambtenaar zeggen: is dat nou wel armoede? Dus je raakt gevangen aan beleidsterreinen en in onze filosofie is het cruciaal dat je het kind centraal zet. De ontwikkelingskansen van het kind centraal zetten. En als je dat doet dan heb je dus
privaat geld nodig, want dat privaat geld durft meer dan overheidsgeld. Overheidsgeld durft dat niet. Die zet je eerder gevangen. En dat private geld zorgt er dan ook voor dat je kan kijken,waar moet de overheid anders gaan worden. Dan kan je daar op systeemverandering zitten. Zoals met het eten. We wilden nooit, we helpen nu 1400 scholen met eten. Iedere dag. Eten op de scholen voor de kinderen. Nou, geweldig veel effect, 90% van de ouders en leraren zijn er blij mee. Maar zonder privaat geld hadden we niet zo’n systeem gehad dat we bijna nu dus 700 scholen helpen. Hadden we nooit gezien dat het op deze school toenam. We hadden alleen maar data gehad over 34 scholen. Dus ik ben heel blij met het privaat geld.
Rob: Ja het is meer durven maar ook sneller kunnen.
Hans: Zeker.
Rob: Ja dus er ligt een ander mandaat maar dat mandaat zorgt er ook voor dat je met privaat geld, ja kunt doen wat echt nodig is op dat moment. Dan kom ik even terug bij waar we, dus we proberen de systeemverandering te organiseren. We zijn aan het kijken daar waar het beter kan, maar het gaat ook nog steeds over die basale behoeften die er zijn. Dus inderdaad een onveilige thuissituatie, dat er een slot op de deur veranderd moet worden, of inderdaad scholen om bij te faciliteren op het moment dat het nog geen beleid is. Wij krijgen ruim 15.000 aanvragen per jaar. Dat zijn 50 aanvragen per dag. Wij hebben echt heel goed in beeld wat de problematiek is. Welke basale behoeften er zijn. Want het zijn over het algemeen basale behoeften die op ons pad komen. En met privaat geld kun je gewoon simpelweg heel snel schakelen.
Hans: Bijvoorbeeld waar we heel snel waren, was met corona. Wie weet het nog, maar met corona waren er natuurlijk kinderen, die hadden geen school, dus hadden een laptop nodig. En de overheid was aan het vergaderen en aan het vergaderen en we hadden binnen twee weken 4000 laptops bij de kinderen. En de overheid heeft er in totaal 10.000 gedaan.
Ruben: Maar ik kan me wel voorstellen dat je als overheid wel bewust moet zijn waar je private partijen wel voor inschakelt, waarom niet? Want je ziet natuurlijk ook in het onderwijs dat private partijen op andere manieren juist die kansen ongelijkheid versterken.
Hans: Zeker, maar dan is het niet onder regie van het onderwijs, maar dan is het gewoon een ouder zelf die koopt het in. Zoals er ook ouders zijn die kopen natuurlijk wel de sportvereniging omdat ze daar het geld voor hebben. Dus die zorgen dat de kind kan sporten of die neemt het kind mee naar het museum. Feitelijk hetzelfde, die neemt het kind ook mee naar het museum.
Ruben: Ook wat je noemde, de Rijksoverheid heeft volgens mij 8,5 miljard tijdens corona aan scholen gegeven om het hoofd boven water te houden en het onderwijs op niveau te krijgen tijdens corona. Maar volgens mij waren daar de effecten ook anders dan verwacht.
Hans: Nee, ik had het verwacht. De ongelijkheid is toegenomen. Sorry, maar dat was ook helemaal niet moeilijk. Wij kregen de aanbieding om mee te doen met die corona gelden en daarvan mee te profiteren als vertrouwde aanbieder, maar dat hebben we geweigerd. Omdat ik dacht: als het zo verdeeld wordt dan versterkt het de ongelijkheid in plaats van dat het afzwakt en zo is het ook gegaan. Wat scholen in Aerdenhout, ik noem maar even Aerdenhout als symbool, die wisten van gekkigheid niet wat ze met die pot met geld moesten doen, wat zij ze gaan doen. Extra remedial teachers inhuren van heinde en verre, waar gingen die vandaan? Ja, van banen, van scholen waar die kinderen zitten met hele grote opgave. Dus dan helpen we niet, dan ben ik er precies averechts.
Rob: En misschien als aanvulling op jouw vraag Ruben, ja als je private partijen laat acteren in het onderwijs, dan is dat misschien wel inderdaad een risico, een terecht risico wat je benoemt. Maar wat wij doen is, wij laten de school acteren. Dus we gebruiken privaat middelen, Hans zei het net in de tussenzin, maar de regie ligt bij de school. Dus het enige wat we doen is met private middelen de school, die ook gewoon de verantwoordelijkheid heeft voor dat kind, op dat moment, de school gewoon de middelen geven om te doen wat nodig is. Dus de regie, die blijft bij de school.
Hans: Het enige wat we doen is begeesteren. Dus wij zien natuurlijk her en der in het land goede voorbeelden en die geven we aan om te verspreiden. En dat kan zijn, kijk, die heeft daar een veel betere zandbak op die school dan jouw zandbakje hier. Het is heel plat. Tot aan hoe de zorg op de school is georganiseerd. Of hoe de relatie is met samenwerking met samenwerkingsverbanden, allemaal saai, techniek.
Maar dat is wel heel belangrijk voor het kind. Snap je, dus dat doen we wel, maar de school kiest.
Ruben: De school en de juf en de meester worden in zijn kracht gezet om het kind centraal te stellen. En om de kind de kans te geven die het verdient. Dankjewel. We eindigen altijd met de uitsmijter.
Rubriek: de Uitsmijter
Ruben: Hans, Rob, wat moeten we vooral niet meer doen? Wat gooit Money Manners het liefst vandaag nog het raam uit?
Rob: Wat mij betreft het niet ongelijk investeren in gelijke kansen uit te komen. Ik weet niet of dat goed Nederlands is, maar meer ongelijk investeren.
Hans: Daarbij ben ik het natuurlijk ontzettend mee eens en voor de rest moeten we het vertrouwen hebben dat we het echt kunnen veranderen. Dus ik heb er altijd een hekel aan als iemand zegt, zo gaat het nou eenmaal. Dus dat woordje, dat zinnetje, dat mag voor mij ook wel het raam uit. Maar ik heb heel veel dingen die ik vind dat het raam uit is.
Ruben: Heb je een voorbeeld, wanneer hoorde je voor het laatst, zo gaat het nou eenmaal?
Hans: Pas. Er is een vrouwenopvang, er zijn natuurlijk heel veel vrouwenopvang in het land, die gevlucht zijn voor een gewelddadige man. En kinderen krijgen in sommige steden in die vrouwenopvang geen traumatherapie, omdat ze er zogenaamd maar twaalf weken zitten.
In de praktijk zitten ze er eigenlijk een half jaar tot een jaar. Kan je je voorstellen, een kind heeft ergens baan bij, krijgt het niet, want dat past niet binnen het protocol van die gemeente. Maar ze zitten er niet zo lang als volgens het protocol van de gemeente, maar dat telt dan niet. Ja, dat vind ik echt zo strontvervelend. Zo’n kind gaat gewoon de vernieling in daar. En krijgt namelijk niet de hulp waar dat kind baat bij heeft. En we staan daar met z’n allen toe. Protocol hè? Ja.
Afsluiting en credits
Ruben: Dankjewel Hans en Rob voor deze inspirerende podcast.
Vind je het leuk? Geef ons dan 5 sterren op Spotify en iTunes. Productie, Daniel van der Poppen van Spraakmaker Media. Redactie, Daphne Sprecher, San Wansink en Egidio Bundel. Inhoudelijk partner, Circle, onderdeel van Abn Amro. En het Oranje Fonds en de Vrienden Loterij. En wil je niks missen, abonneer je dan op Money Matters via iTunes, Spotify of je andere favoriete podcast-app. Tot de volgende keer!
Het transcript van deze aflevering is ook te downloaden als PDF.