En podcastgast Aart de Geus kan het weten, want hij kent beide kanten. Zo is hij tegenwoordig voorzitter van de Goldschmeding Foundation voor Mens, Werk en Economie, maar hij was ook Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij omschrijft de filantropie als de ondernemer in het publieke domein: daar waar het voor de overheid moeilijk is om investeringen te doen waarvan de opbrengsten nog onzeker zijn, kan de filantropie dat wel. Bovendien geldt er een hele andere verantwoordingsplicht, waardoor er meer ruimte is voor innovatie en risico’s. Daarbij hoeft de filantropie volgens Aart niet op de stoel van de overheid te gaan zitten, maar in samenwerken ziet hij wel veel mogelijkheden. Vooral op lokaal niveau.
Volgens Aart heeft filantropie verschillende functies. Allereerst die innovatieve rol, maar ook het onderdeel van filantropie dat we ‘charitas’ noemen is een belangrijk. Die is eeuwen oud, omdat de sociale zekerheid die we nu kennen niet altijd van zelfsprekend was. Vanuit filantropische fondsen werden lange tijd mensen in moeilijke omstandigheden geholpen. Inmiddels zijn we in Nederland in een stadium dat de overheid daar ook een rol in heeft. Alleen is de overheid veel meer gericht op het repareren van ontstane schade, oftewel het helpen van mensen in bepaalde nood. Of het overeind houden van bepaalde publieke belangen, zoals cultuur. Er wordt echter niet vooruit gekeken naar het investeren in het voorkomen van die nood. En daar zit volgens Aart ook een belangrijke rol voor de filantropie: de signaalfunctie om dingen die niet helemaal goed zijn in die systemen aan de kaak te stellen. Aart benadrukt daarbij dat die signaalfunctie meer moet zijn dan met de vinger wijzen. “Je moet eigenlijk ook het bewijs kunnen leveren dat de aanpak die je dan aanbeveelt, dat die ook werkt. Dus je moet een stap verder gaan.”
Olietanker versus speedboot
De filantropie kan dus een mooie aanvulling zijn op de overheid als het gaat om het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Maar wie maakt uiteindelijk meer impact? Dat is volgens Aart lastig te beoordelen, want je hebt als minister wel grote verantwoordelijkheden en een miljardenbudget, maar echte veranderingen doorvoeren kost heel veel moeite. Je hebt als minister uiteindelijk meer daadkracht om wetten en budgetten te veranderen, maar de marges om dit te doen zijn klein: “‘De window of opportunity’ in de politiek is vaak maar drie van de twintig jaar. En als je dan het geluk hebt zoals ik dat je op dat moment minister bent, kun je dus veel doen.” In vergelijking met de filantropie legt hij uit dat je in een tanker meer olie kunt vervoeren (overheid), maar dat je in een speedboot (filantropie) veel wendbaarder en sneller bent en soms op plekken kunt komen die die olietanker niet ziet. Oftewel: er kunnen bepaalde investeringen worden gedaan en bepaalde projecten worden gefinancierd waar de overheid door bijvoorbeeld regelgeving niet aan toekomt.
Theory of change
Zowel de filantropie als de overheid geven een hoop geld uit om de wereld een beetje mooier te maken, maar hoe meet je nou het effect daarvan? Aart legt uit dat daar wel een verschil zit in aanpak. Bij de filantropie wordt vooral projectmatig gewerkt en gemeten. Het meten begint niet als het project klaar is, maar al bij de start door realistische doelstellingen te stellen. Hiervoor gebruikt de Goldschmeding Foundation de ‘Theory of Change’, waarbij je het uiteindelijke doel voor ogen hebt en vanuit daar gaat terug redeneren. Dus langs welk veranderpad wil je wat bereiken? Daar zitten verschillende lagen in van directe outputs, beoogde outcomes en uiteindelijke impact die je wil bereiken. “Daar moet je zo concreet mogelijk in zijn en als het kan ook kwantitatief, dus gewoon in getallen uitdrukken. Bijvoorbeeld hoeveel scholen wil ik bereiken met een nieuwe lesmethode? Want als je 10 of 20 procent van de scholen kan bereiken en kan laten zien dat dat goed werkt, dan heb je voldoende kritische massa om daar vanuit door te groeien. Bij de overheid is dat denken in zulk soort doelstellingen veel lastiger, omdat de overheid niet zozeer via projecten werkt, maar veel meer aan doorlopende uitgaven.”
Hefboomwerking
Daarmee stipt Aart de derde functie van de filantropie aan, namelijk die van voorloper. Waarbij de filantropie met innovatieve ideeën en manieren van financieren, zoals bijvoorbeeld Social Impact Bonds, kan laten zien aan de overheid wat werkt. Daarvoor is ‘hefboomwerking’ nodig, zoals in het voorbeeld van de nieuwe lesmethode. Oftewel, als je kunt laten zien wat werkt, kan de eerder genoemde olietanker nog zijn koers wijzigen om de speedboot te volgen. Op die manier kunnen overheid en filantropie heel complementair zijn aan elkaar en dat juichen we vanuit Social Finance NL natuurlijk alleen maar toe!
Luister hier naar de podcast.